exclamation

/ˌɛkskḷəˈmeɪʃən/

uitroep

Show Details
declare

/dɪˈkleə/

verklaren, uitroepen, aankondigen, bekendmaken

Show Details
historian   (Pl: historians)

/hɪsˈtɔːriən/

historicus

Show Details
historical

/hɪˈstɒrɪk(ə)l/

historisch, geschiedkundig, geschiedenis-

Show Details
polish

/ˈpɒlɪʃ/

polijsten

Show Details
breathe in

/briːð ɪn/

inademen

Show Details
modest

/ˈmɒdɪst/

bescheiden, nederig, matig

Show Details
humble

/ˈhʌmbl/

nederig

Show Details
heartfelt

/ˈhɑːtfɛlt/

hartelijk

Show Details
friendly   (Pl: friendlies)

/ˈfrendlɪ/

vriendelijk, hartelijk

Show Details
meek

/miːk/

zachtmoedig, nederig, gedwee, bescheiden

Show Details
tender

/ˈtendə/

zacht, teder, tender, teer, mals, gevoelig

Show Details
stretch

/stretʃ/

rekken, strekken, uitrekken, uitstrekken

Show Details
judgement (US: judgment)

/ˈdʒʌdʒmənt/

oordeel, vonnis, beoordeling

Show Details
thought   (Pl: thoughts)

/θɔːt/

gedachte, idee

Show Details
gentle

/ˈdʒent(ə)l/

zacht, teder, zachtmoedig, vriendelijk, mild

Show Details
wander

/ˈwɒndə/

zwerven, dwalen, ronddwalen, ronddolen

Show Details
focus

/ˈfəʊkəs/

focus, scherpstelling, concentratie, brandpunt, middelpunt, aandacht

Show Details
exhale

/ɪkˈheɪl/

uitademen, uitblazen, uitadem

Show Details
inhale

/ɪnˈheɪl/

inademen, inhaleren

Show Details
straight

/streɪt/

recht, direct, kloppen, rechtdoor, hetero

Show Details
choke

/tʃəʊk/

verstikken

Show Details
subdue

/səbˈdjuː/

bedwingen, onderwerpen, temmen, onderdrukken

Show Details
combine

/kəmˈbaɪn/

combineren

Show Details
stifle

/ˈstaɪf(ə)l/

onderdrukken, verstikken, smoren

Show Details
smother

/ˈsmʌðə/

verstikken, smoren, bedekken

Show Details
suffocate

/ˈsʌfəkeɪt/

stikken, verstikken

Show Details
suppress

/səˈpres/

onderdrukken, bedwingen, verbergen, smoren

Show Details
basket   (Pl: baskets)

/ˈbɑːskɪt/

mand, korf

Show Details
inhibit

/ɪnˈhɪbɪt/

remmen, belemmeren, verhinderen

Show Details
hamper   (Pl: hampers)

/ˈhæmpə/

1. hinderen, belemmeren 2. mand

Show Details
obstruct

/əbˈstrʌkt/

belemmeren, blokkeren, obstrueren, hinderen

Show Details
impede

/ɪmˈpiːd/

belemmeren, hinderen, verhinderen

Show Details
hinder

/ˈhɪndə/

belemmeren, hinderen, tegenwerken

Show Details
block

/blɒk/

1. blok, blokkade 2. blokkeren, versperren, hinderen

Show Details
compensation   (Pl: compensations)

/ˌkɒmpenˈseɪʃən/

compensatie, vergoeding, schadeloosstelling

Show Details
compensate

/ˈkɒmpenˌseɪt/

compenseren, vergoeden, goedmaken

Show Details
reward

/rɪˈwɔːd/

1. beloning, vergoeding, prijs 2. belonen

Show Details
priority   (Pl: priorities)

/praɪˈɒrɪtɪ/

prioriteit

Show Details
preserve

/prɪˈzɜːv/

bewaren, conserveren, behouden

Show Details
1234...115116Next »